Door Kees Snoek voorgelezen tijdens de Ledenvergadering.
Waarde leden van het E. du Perron Genootschap, geachte deelnemers aan deze bijeenkomst, ik heet u allen hartelijk welkom! Evenals vorig jaar houden wij onze voorjaarsbijeenkomst in het Vrijmetselarij Museum. Vorig jaar waren we hier op 11 mei en hielden Peter Nijssen en ikzelf de lezingen, waarover later meer.
Op de ledenvergadering van vorig jaar werden Dirk Maier, Arthur van Schendel, Rob Luckerhof en ikzelf herbenoemd als bestuurslid. Er kwamen in 2024 twee nummers van Cahiers voor een lezer uit. In mei was dat nummer 59, met mijn artikel over de relatie Du Perron-Malraux, met het licht op hun verschillen zoals die uitkomen in de ondertitel ‘de Smalle Mens en de Moderne Held’, alsook mijn toespraak bij de presentatie van De Onzekeren. Du Perrons onvoltooide in 95 ontwerpen, 29 oktober 2023 in het Literatuurmuseum te Den Haag. In oktober vorig jaar verscheen nummer 60 van Cahiers voor een lezer, met de lezingen die in mei waren gehouden.
Op 1 november 2024 werd in de Universiteitsbibliotheek Leiden onder de hoede van Kasper van Ommen de jaarlijkse Ter Braak-Du Perronmiddag gehouden. Frank Okker sprak over de ontmoeting tussen Willem Walraven en Eddy du Perron, Carla du Pree gaf een lezing onder de titel ‘De rol van publieke intellectueel: Menno ter Braak, E. du Perron en Arjen Lubach’. Zij vergelijkt de positie van Ter Braak en Du Perron in het publieke debat in de vorige eeuw met die van Arjen Lubach in de huidige tijd. Beide lezingen zijn opgenomen in nummer 61 van Cahiers voor een lezer.
Vorig jaar zijn twee prominente leden van ons genootschap gestorven: op 2 juli Wim Hazeu, biograaf van S. Vestdijk en trouw deelnemer aan onze bijeenkomsten, en op 25 september, één dag voor haar 97ste verjaardag, Margreet van der Wal, oprichtster van het E. du Perron Genootschap en erelid. Haar zoon Maarten Le Poole deelde ons mede dat zij haar laatste rustplaats heeft gevonden op de Algemene Begraafplaats te Bergen, op vijf meter van het graf van E. du Perron, waarvan akte. In het lopende jaar zijn onze leden Wilma Schuhmacher en Gert Selles overleden. Antiquaar Wilma, die een grote verzameling opdrachtexemplaren van Du Perron nalaat, wordt herdacht in het nieuwe nummer van Cahiers voor een lezer. Gert Selles verscheen regelmatig op onze bijeenkomsten en heeft twee jaar lang gefunctioneerd als lid van de kascommissie. Als tegenwicht tegen deze droevige berichten kan ik gelukkig zeggen dat er zich inmiddels ook weer nieuwe leden hebben aangemeld.
Op 16 mei vond in het uit duurzaam hout opgetrokken Marga Klompé-gebouw van Tilburg University de uitreiking plaats van de E. du Perronprijs. Dit is voortaan een tweejaarlijkse prijs, waarbij het schrijverschap van Du Perron als leidraad en inspiratie dient. De jury, bestaande uit Aly van Berckel, Eline Peeters, Sander Bax, Ad Backus en Odile Heynders, bekroonde het non-fictieboek Cassandra van Niña Weijers, over de impact die de verdwijning, in 2007, van de zeventienjarige Cassandra van Schaijk heeft gehad op haar omgeving, in Almere, waar Weijers toen gastschrijver was. Cassandra keerde niet terug van een avondje uitgaan; drie weken later werd in de Noorderplassen bij Almere haar stoffelijk overschot gevonden. Veel meer dan een true crime-boek over een cold case is Cassandra een mengeling van reportage, essay en memoir, waarin Niña Weijers ingaat op haar eigen kwetsbare rol als schrijfster die zich het verhaal van anderen toe-eigent.
Na uitreiking van de E. du Perronprijs hield dichteres en theatermaakster Ellen Deckwitz de E. du Perron-lezing, die ging over het omstreden fenomeen ChatGPT, een vorm van generatieve kunstmatige intelligentie waar tegenwoordig gretig gebruik van wordt gemaakt, ook aan universiteiten die opleiden tot onafhankelijk denken. In Deckwitz’ lezing was het lijntje met Du Perron, dat híj streefde naar authenticiteit en niets moest hebben van epigonen. Door (het gebruik van) ChatGPT komt die authenticiteit op de tocht te staan. Deckwitz gaf enkele sprekende voorbeelden die de betrouwbaarheid van ChatGPT ter discussie stellen. Dit AI-hulpmiddel maakt gebruik van grote hoeveelheden opgeslagen materiaal: alle digitaal beschikbare boeken ter wereld plus belangrijke kranten en tijdschriften. Maar de uitkomst is altijd bij benadering; gegenereerde gedichten hebben iets kunstmatigs en missen de frisheid van een oorspronkelijke schepping. Verder kan ChatGPT ook niets beginnen met zinspelingen. Zo had Deckwitz aan ChatGPT een foto van Johan Derksen en van een kaars gestuurd (men kent wellicht de associatie die dan opkomt bij volgers van het nieuws) en de uitkomst was een poëtisch verhaal over hoe Derksen luisterde naar Blues (hij is een groot blues-kenner) en hoe hij bij het licht van een kaars melancholiek voor zich uit keek.
Zo valt er in onze huidige tijd, loodzwaar van pretenties en allerlei soorten dreiging, af en toe toch ook te lachen.
Tot besluit wil ik ingaan op de lezingen die een jaar geleden zijn gehouden en die in enigszins bewerkte vorm zijn afgedrukt in het zestigste nummer van Cahiers voor een lezer. Mijn eigen lezing, ‘Du Perrons verkenning van Montmartre en de Bohème, anno 1922’, heb ik al eerder, op 28 maart 2024, in een Franstalige versie uitgesproken voor het Maison du Vieux Montmartre en de vereniging Amitiés Internationales André Malraux, en wel in een parochiezaal van de kerk Saint-Pierre de Montmartre, tegenover de Butte waar Du Perron zovele schreden heeft liggen. Die lezing werd bijgewoond door een bont gezelschap, waaronder oud-studenten van mij en vele leden van het Maison du Vieux Montmartre. Op 11 mei had ik weer een heel ander gehoor, maar beide keren heb ik vele illustraties geprojecteerd. Mijn speurtocht naar de identiteit van personen op foto’s is een verhaal op zich, dat nog steeds verdergaat, mede dankzij informatie en beelden die je, mits gewapend met de nodige speurzin, op het internet kunt vinden. Geen pasklare oplossingen zoals bij ChatGPT! In mijn lezing gaf ik een beeld van Du Perrons ontluikende schrijverschap in de roman Een voorbereiding, bij het schrijven waarvan hij een geducht gebruik heeft gemaakt van eigen belevenissen, zoals hij die ook had beschreven in zijn brieven aan Clairette Petrucci. Er is geen sprake van een duidelijke een-op-eenverhouding, het gaat veeleer om het spel van werkelijkheid en fictie, waarin Du Perron zijn persoonlijkheid vormgaf.
Over Du Perrons schrijverschap sprak Peter Nijssen in zijn lezing ‘De rest is geschiedenis. Over De Onzekeren van E. du Perron’. Hij koos hierbij een andere belichting dan de historische en biografische context van de door Herman Verhaar en Ronald Spoor bezorgde uitgave, die als ondertitel voert: Du Perrons onvoltooide in 95 ontwerpen. Nijssens uitgangspunt was dat Du Perron in De Onzekeren een uitwerking heeft willen geven van de vraag wat denk ik en waar komen mijn gedachten en opvattingen vandaan? In Du Perrons autobiografische roman Het land van herkomst was de onderliggende vraag een zoektocht geweest naar zijn in de koloniale werkelijkheid gegroeide identiteit. In De Onzekeren heeft hij zijn vraagstelling wie ben ik in de tijd waarin ik leef? geobjectiveerd. In de door Verhaar en Spoor bezorgde uitgave is het nagelaten materiaal in de vorm van ‘ontwerpen’ (schema’s) bijeengebracht, zonder dat er wordt uitgezoomd naar bredere literair-historische kaders. Peter Nijssen is ooit afgestudeerd op de roman Schandaal in Holland, het eerste deel van wat de reeks ‘De Onzekeren’ had moeten worden. In zijn lezing doet hij een eerste poging tot een bepaling van bredere literair-historische kaders. Hij betoogt dat de ontstaansgeschiedenis van De Onzekeren in feite begint met het schrijven van de roman Een voorbereiding, waaraan Du Perron, net gearriveerd in Europa, in 1922 was begonnen en die in 1927 werd gepubliceerd. We zien vanaf 1922 dat Du Perron zijn identiteit verkent via een aantal fictionele alter ego’s, zoals Reinald Godius en Duco Perkens, maar de wending naar een meer objectieve historische belangstelling en maatschappelijke betrokkenheid begint volgens Nijssen pas als Du Perron ‘afscheid neemt van zijn Duco Perkens-periode en van zijn bestaan als bohémien avant-gardist.’ Hij preciseert: ‘Precies daar al begint Du Perron zijn onderzoek naar wat ik zou willen aanduiden als zijn genealogie van geestverwantschappen.’
Had Du Perron tijd van leven gehad, dan zou volgens Nijssen zijn reeks De Onzekeren zijn uitgegroeid tot ‘een geheel eigen comédie humaine, namelijk die van de smalle mens’. De fundamenten voor die smalle mens zocht hij in de vroege renaissance en het humanisme. Nijssen citeert instemmend H.A. Gomperts, die de volgende karakteristiek geeft: ‘De onzekeren zijn de mensen, die weten dat hun vrije wil, hun eigen initiatief, hun zelfdiscipline, die hen tot musketiers en ridders maakt, ten slotte niet baat, omdat zij overweldigd worden door een zelfstandige natuurkracht.’
Nijssen pleit voor een onderzoek naar De Onzekeren op basis van de cultuurgeschiedenis, waarbij hij verwijst naar de studie De uitgewiste horizon. Europa’s obsessie met cultureel verval 1835-1914 van Cor Hermans. Hierin komen allerlei cultuurdragers aan bod die ook voorkomen in De Onzekeren. Nijssens hypothese is ‘dat Du Perron meer aan de kant staat van de vitalistische Nietzsche met zijn hameren op intellectuele moed dan aan die van Schopenhauer met zijn melancholie en accent op het lijden van de mens, of Toergenjev of de vroege Mann. Laat staan aan de kant van Spengler met zijn fundamentele cultuurpessimisme.’ Een parallel tussen Du Perron en de latere Thomas Mann is dat beiden ‘wilden wegblijven van de politiek’, terwijl zij gaandeweg tot het besef kwamen ‘dat de politiek niet bij [hen] wegbleef.’
Het is voor ons, levend in een tijd waarin autocratische dictators bezig zijn het begrip van de ‘vrije wereld’ af te breken, een wrang besef dat de crisistijd van de jaren dertig, waarin Du Perron zijn plaats tegenover de actualiteit moest bepalen, in een andere vorm herleeft. Hoe actueel klinkt niet het volgende citaat van Du Perron:
Men moet organisaties kunnen vormen waarin men zich, met alle toegestane vrijheid, doeltreffend tegen een overval van ‘roofdieren’ voorbereiden kan. […] men kan zich een kwaadwillende buurman, die zich dageliks traint aan rek, ringen en op korte en lange baton, niet van het lijf houden met de verzamelde werken van Erasmus.
Dat voor Du Perron moed een belangrijke positieve eigenschap was, bewijzen zijn betrokkenheid bij het in maart 1934 opgerichte Comité de vigilance des intellectuels antifascistes, waarvoor hij hand- en spandiensten verrichtte, en zijn stimulerende rol bij de vorming van het Comité van waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische intellectuelen, dat op 27 juni 1936 werd opgericht. Dit alles speelt zo’n negentig jaar geleden, maar de huidige geopolitieke situatie leidt tot speculaties over de noodzaak van de oprichting van een nieuw Comité van waakzaamheid. Dat geeft te denken.
Tot besluit van dit jaarverslag spreek ik de hoop uit, dat de belangstelling voor leven en werk van E. du Perron nog lang levend zal blijven, en niet alleen door de zojuist geschetste maatschappelijke initiatieven. Rest mij slechts u veel genoegen toe te wensen op deze bijeenkomst en u te danken voor uw aanwezigheid en trouw.
